Verschillende soorten chemotherapie kunnen verschillende effecten hebben op het brein. Enkele voorbeelden van chemotherapeutische middelen die geassocieerd zijn met cognitieve problemen zijn:
- Alkylerende middelen (zoals cyclofosfamide, ifosfamide en busulfan): Deze middelen werken door het DNA van kankercellen te beschadigen, maar ze kunnen ook gezonde cellen in de hersenen beïnvloeden.
- Platinaverbindingen (zoals cisplatine en carboplatine): Deze middelen kunnen neurotoxiciteit veroorzaken, wat kan leiden tot problemen met het perifere zenuwstelsel en mogelijk ook het centrale zenuwstelsel.
- Taxanen (zoals paclitaxel en docetaxel): Deze middelen kunnen perifere neuropathie veroorzaken, wat kan leiden tot gevoelloosheid, tintelingen en pijn in de handen en voeten. Er is ook enig bewijs dat taxanen het cognitief functioneren kunnen beïnvloeden.
- Anthracyclines (zoals doxorubicine en daunorubicine): Hoewel het mechanisme van cognitieve veranderingen bij anthracyclines niet goed wordt begrepen, is er enig bewijs dat deze middelen kunnen bijdragen aan chemobrein.